Het Amsterdam van Rembrandt

Waar nu de Nieuwmarkt is, en waar de Zeedijk en de Wallen beginnen, bevond zich vroeger de grens van de stad. Het Waaggebouw was in de vijftiende eeuw een stadspoort. Door gebiedsuitbreiding kwam het gebouw binnen de stad te liggen, en in de zeventiende eeuw werd de poort verbouwd tot Waag. Op de bovenverdieping werden enkele gilden gehuisvest, waaronder dat van schilders. Voor het gilde van de chirurgijns schilderde Rembrandt twee keer een groepsportret in de vorm van een ‘Anatomische les.’ Eén ervan hangt in het Mauritshuis in Den Haag, en de ander in het Amsterdam Museum. De laatste is overigens maar een deel van een groot schilderij dat door een brand slechts gedeeltelijk bewaard is gebleven.

penning_recto2-72

Wie toetrad tot een gilde ontving twee penningen: een lidmaatschapspenning en een begrafenispenning. De eerste werd door het nieuwe lid mee naar huis genomen, de begrafenispenning werd bewaard door het gilde, in het geval van Rembrandt in het Waaggebouw. Het is heel bijzonder dat Rembrandts begrafenispenning nog bestaat. Dat zijn naam als ‘Rembrandt’ wordt gespeld, hoeft niet te verbazen. Zelfs de schilder zelf spelde zijn naam niet altijd op dezelfde manier. Het ‘Hermans’ slaat op Rembrandt als zoon van vader Harmen of Hermanus. Rembrandt gebruikte aanvankelijk vaak zijn volledige naam: Rembrandt Harmenszoon van Rijn. De ‘S’ staat voor ‘schilder’.

 

De drie lege penning_verso2-72wapenschilden op de achterzijde verwijzen naar de drie beroepen die oorspronkelijk in het gilde waren verenigd: naast de schilders waren dat de beeldhouwers en de ‘glassnijders’. Boven de drie wapenschilden staat het jaartal 1634. Dat Rembrandt pas in dat jaar lid van het gilde kon worden, kan te maken hebben met het feit dat je eerst minimaal een jaar moest zijn ingeschreven als poorter van de stad, voordat je werd toegelaten tot het gilde.

 

De Oude Kerk

De  Oude Kerk vertegenwoordigde zowel liefde als verdriet voor Rembrandt. Het was de kerk waar Rembrandt en Saskia in ondertrouw gingen, maar ook de plek waar zij in 1642 werd begraven, slechts 29 jaar oud. Twintig jaar later dwong Rembrandts financiële situatie hem ertoe het graf van Saskia te verkopen. Op dit moment is weer een gedenkplaat te zien op de plaats waar haar lichaam ooit lag. In de kerk werd op 30 oktober 1654 ook Cornelia gedoopt, het dochtertje van Rembrandt en zijn nieuwe geliefde Hendrickje Stoffels. De Oude Kerk ligt tegenwoordig middenin het ‘red light district’, maar de geschiedenis van dit eerbiedwaardige gebouw gaat terug tot halverwege de dertiende eeuw, toen Amsterdam nog een kleine nederzetting bij de Dam in de Amstel was. Oorspronkelijk was het een katholieke kerk, gewijd aan Sint-Nicolaas, de patroonheilige van de stad. Toen na 1400 bij de Dam een tweede kerk werd gebouwd, werd de eerste kerk de Oude Kerk genoemd. Na de Alteratie in 1578, het jaar dat Amsterdam overging tot het protestantse geloof, werd de kerk door de hervormden gebruikt.

 

Ephraim Bueno (week 11)Houtkopersgracht 25: Ephraïm Bueno

Via de etsen van Rembrandt leren we de mensen kennen uit zijn omgeving kennen. Op Vlooyenburg – nu Waterlooplein – woonden veel joodse families afkomstig van immigranten die uit Portugal of Spanje voor vervolging waren gevlucht. Aan de Houtkopersgracht, op nummer 25, woonde Ephraïm Bueno (1599-1665). Deze Portugees-joodse arts, dichter en vertaler, was een van de geldschieters en opdrachtgevers van de drukkerij van Menasseh ben Israel. Menasseh woonde tegenover Rembrandt. Eerst maakte Rembrandt een geschilderde voorstudie in olieverf van Bueno, die werd afgebeeld tot aan zijn middel. Uitgaande van de geschilderde voorstudie maakte Rembrandt deze ets. De voorstelling breidde hij naar alle kanten uit. Bueno is tot kniehoogte weergegeven, met zijn hand steunend op een trapleuning. Hij draagt een cape die over zijn linkerschouder valt.

 

Het stadhuis (Koninklijk Paleis) op de Dam

Op 6 juli 1652 werd het oude stadhuis van Amsterdam, dat zich op de Dam bevond, getroffen door een hevige brand. Het vuur sloeg zo snel om zich heen dat er weinig meer te redden was, er bleef slechts een rokende ruïne over. Drie dagen later, voordat de restanten van het middeleeuwse stadhuis werden afgebroken, maakte Rembrandt er een tekening van. Hij stond midden op de Dam en schreef erbij: “vand waech afte sien stats huis van Amsterdam/ doent afgebrandt was/ den 9 Julij 1652/ Rembrandt van rijn.” Achter hem was het nieuwe stadhuis al in aanbouw.

E0464B KAT036

Rembrandt zal niet alleen goede herinneringen aan dit nieuwe, prestigieuze stadhuis hebben gehad, dat wel het achtste wereldwonder werd genoemd. Toen hij failliet was verklaard, moest hij een bezoek brengen aan het daar aanwezige kantoor van de ‘Desolate Boedelkamer’, de instelling die faillissementen afhandelde. Niet veel later kreeg hij een grote opdracht voor het stadhuis, die niet verliep zoals Rembrandt gehoopt had, en wat uitliep op een vervelend conflict.

De eerste steen van het stadhuis werd gelegd in 1648, het jaar waarin de vrede met Spanje werd gesloten. De beste mensen werden ingehuurd voor het ambitieuze project. De architect was de befaamde Jacob van Campen, het beeldhouwwerk was van de gevierde Antwerpse meester Artus Quellinus. Voor het decoratieprogramma van het interieur werd in eerste instantie alleen Govert Flinck gekozen. Toen Flinck tijdens dit proces onverwachts stierf, werd het decoratieprogramma verdeeld onder een aantal geroemde schilders, waaronder Rembrandt. Hij mocht één schilderij vervaardigen, van het totaal van twaalf werken die de opstand van de Bataven tegen de Spanjaarden laten zien. Zijn schilderij, ‘De samenzwering van Julius Civilis’ (1661-1662), een doek van 5,5 bij 5,5 meter, oogt voor ons heel modern. Het is zeer grof opgezet met een hoofdpersoon bij wie duidelijk zichtbaar was dat hij een oog miste. Het schilderij heeft slechts korte tijd in het stadhuis gehangen; discussie tussen Rembrandt en zijn opdrachtgevers leidde er toe dat het werk in stukken werd versneden en vervolgens is weggehaald. Alleen het hoofdtafereel is bewaard gebleven, dat nu één van de topstukken van het Nationalmuseum van Stockholm is.

 

rembrandtpleinVan Botermarkt tot Rembrandtplein
Het Rembrandtplein is niet altijd vernoemd geweest naar de grote meester. Pas in de loop van negentiende eeuw werd in Nederland een nationale trots aangewakkerd en kreeg men belangstelling voor de Hollandse 17de eeuw en zijn vertegenwoordigers, zoals Rembrandt van Rijn. Nadat de toenmalig nieuwe staat België zijn held Peter Paul Rubens letterlijk op een voetstuk had geplaatst, kon Nederland niet achterblijven. Rembrandt werd tot held gebombardeerd in een tijd waarin velen, vooral in Calvinistische kringen, hem nog beschouwden als een onbeschaafd en gierig man. Het huidige Rembrandtplein was in de zeventiende eeuw een zuivel- en pluimveemarkt en werd toen ‘Botermarkt’ genoemd. In 1852 werd aan de rand van het plein een standbeeld van Rembrandt geplaatst, vervaardigd door de Vlaamse beeldhouwer Louis Royer (1793-1868). Het plein werd omgedoopt naar Rembrandtplein toen het beeld in 1876 naar het midden werd verplaatst.

 

Diemerdijk
Welk stadsmens wil hier nu niet een luchtje scheppen? Rembrandt moet vaak over de Sint Anthonis- of Diemerdijk hebben gewandeld. Hij heeft er veel geschetst. De Sint-Anthonisbreestraat, waar Rembrandt lang heeft gewoond, kwam uit op de Sint Anthonisdijk, de zeedijk die Amsterdam en Amstelland beschermde tegen het water van het IJ en de Zuiderzee. Omdat je over de dijk kon wandelen naar Diemen, werd de dijk ook wel Diemer Zeedijk genoemd, of kortweg Diemerdijk.

DiemerdijkDeze ets geeft de werkelijkheid in spiegelbeeld weer. We kijken de dijk af in oostelijke richting. Hier zien we rechts van de dijk de Zuiderzee en links de laag liggende boerenhofsteden. Het groepje bomen heeft Rembrandt op schilderachtige wijze weergegeven met veel aandacht voor schaduw en zonlicht. Op de voorgrond loopt een man die twee emmers draagt met een juk over zijn schouders. Naast hem huppelt een vrolijk hondje. Links op de achtergrond heeft Rembrandt in de tweede staat van de prent een paar gefantaseerde heuvels toegevoegd.

 

‘De kleine Stinkmolen’
B233(only)0226-72In het jaar dat hij de opdracht kreeg de Nachtwacht te schilderen, maakte de Rembrandt ook deze ets van ‘de kleine Stinkmolen’. Nog in de zeventiende eeuw heeft iemand achterop deze prent een zinnetje geschreven, waarin deze molen abusievelijk wordt aangezien voor een molen die in het bezit was van Rembrandts grootvader. De prent laat een landelijke tafereel zien. Een groot deel van het huidige Amsterdam was tot in het begin van de twintigste eeuw nog weiland. Op de hoek van de huidige Marnixstraat en de
Passeerdersstraat was tot voor kort het ouderenhuis Sint Bernardus gevestigd. In de zeventiende eeuw lag hier het bolwerk de Passeerder, later het bolwerk Osdorp genoemd. Het was één van de negentien fortificaties van de stadswal. Dit deel van de verdedigingsgordel van Amsterdam was in de jaren 1611-1613 voltooid.

Precies op deze plek stond een molen die Rembrandt twee keer heeft vastgelegd, in een tekening en in een ets. ‘De kleine Stinkmolen’ was eigendom van het Zeemleerbereidersgilde en werd gebruikt om gelooid leer zachter te maken door het met levertraan te bewerken. De naam van de molen dankte hij waarschijnlijk aan de stank die hierbij vrijkwam. Bij dit type molen, een zogenoemde ‘bovenkruier’, kon de kap worden gedraaid met behulp van een ‘staartbalk’ en een ‘kruirad’.

 

SONY DSC

Montelbaanstoren

Veel plekken van het zeventiende-eeuwse Amsterdam kennen we nog van tekeningen en etsen die Rembrandt in de buurt van zijn huis maakte. Vlakbij het Rembrandthuis, ter hoogte het huidige huisnummer 33 op de Oudeschans, lag vroeger een brug. Vanaf die plek heeft hij deze tekening van de Montelbaanstoren gemaakt. Op de tekening zien we voor de toren het op palen gebouwde huis van de havenopzichter. Rembrandt heeft de houten torenspits niet getekend; wellicht vond hij de robuuste vorm van de oude toren mooier. De toren aan de Oude Schans 2 werd in 1516 gebouwd als verdedigingstoren, maar deed in de zeventiende eeuw nog slechts dienst als magazijn. In 1606 werd het gebouw opgetuigd met een sierbekroning in renaissancestijl, naar ontwerp van Hendrick de Keyser. In de toren kwam een uurwerk en enkele luidklokken. Vier jaar later begon de toren ernstig te verzakken en moest vervolgens met kabels worden rechtgetrokken. Bovendien werd de fundering, die oorspronkelijk bestond uit plaggen, versterkt met een bakstenen ring.

 

De Omval

Als je goed kijkt, zie je verliefd stelletje in de bosjes. De vluchtige kijker ziet alleen een gezicht op De Omval. In Rembrandts tijd was De Omval een landelijk gebied, gelegen aan een bocht van de Amstel, waar veel Amsterdammers naartoe gingen voor een plezierig dagje uit. Op de Amsteldijk staat een man met een breedgerande hoed op zijn hoofd. Boven zijn schouder is de ingang zichtbaar van de ringvaart om de Watergraafsmeer. Daar staat ook één van de molens die het water uit de polder moesten wegmalen.

Helemaal rechts is het donkere gat B209(II)0208-72van een gemetselde doorlaat voor het opgepompte water zichtbaar. Zeilbootjes liggen aangemeerd in de buurt van wat huizen. Over de Amstel wordt een gezelschap geroeid in een tentschuitje. Maar de hoofdrol in de ets wordt gespeeld door een knoestige wilg. In de schaduw van de boom zit een paartje verscholen, de jongen zet het meisje een bloemenkrans op het hoofd. De Omval was oorspronkelijk een landtong tussen de in 1629 ingepolderde Watergraafsmeer en een uitstulping bij de bocht in de Amstel. Die uitstulping werd Windrak (‘wint rack’) genoemd. De Omval zelf dankt haar naam aan een bouwval van een huis dat er ooit stond. Nu staat er de hoogste toren van Amsterdam, de ‘Rembrandtoren’. Het bouwwerk staat naast het Amstelstation, is 135 meter hoog en is zowel overdag als ’s nachts (met knipperlicht) van verre zichtbaar.

Lees hier verder over de woonhuizen van Rembrandt