Geschiedenis van het Rembrandthuis

Het huis waar Rembrandt tussen 1639 en 1658 heeft gewoond is nu een museum: Museum het Rembrandthuis. Tussen 1606 en 1607 is dit pand gebouwd in wat toen de Sint-Anthonisbreestraat heette. De naam Jodenbreestraat is van later datum. Het huis is neergezet op twee erven in het oostelijk deel van de stad.

In die nieuwbouwwijk vestigden zich vele rijke kooplieden en kunstenaars. Op een vogelvluchtkaart uit 1625 is het pand goed te zien. Het is een fors woonhuis met een trapgevel en twee verdiepingen. Omstreeks 1627/1628 is het huis ingrijpend verbouwd. Het kreeg een nieuwe voorgevel, een voor die dagen hoogstmoderne lijstgevel met een driehoekig fronton. Bovendien kreeg het huis er een verdieping bij. De verbouwing is waarschijnlijk verricht onder toezicht van Jacob van Campen, die later naam zou maken als de architect van het Amsterdamse stadhuis (het huidige Paleis op de Dam).

 

Reconstructie-tekening van de situatie omstreeks 1627/28 tekening_voorkant_huis_grijs
Balthasar Florisz. ‘Vogelvluchtkaart van Amsterdam’
(detail) |1625|
Reconstructie-tekening van de situatie
omstreeks 1627/28

 

koopakte1_klein1639-1658
In 1639 tekende Rembrandt een contract waarin de betaling voor de koop van het huis in de Breestraat was geregeld. De koopsom bedroeg dertienduizend gulden, een groot bedrag, dat Rembrandt niet ineens op tafel kon leggen. Hij mocht echter in termijnen afbetalen. Rembrandt had in die jaren zijn naam als kunstenaar gevestigd. In hetzelfde jaar waarin hij het huis kocht, kreeg hij de prestigieuze opdracht voor de Nachtwacht. Maar ondanks zijn hoge inkomsten kon – of wilde – Rembrandt de hypotheek niet aflossen. Dat zou hem uiteindelijk in financiële problemen brengen. Tussen 1652 en 1656 ondernam Rembrandt verwoede pogingen om aan geld te komen en daarmee zijn schuld te voldoen. Hij slaagde daar niet in, waarop zijn faillissement volgde. In 1656 werden Rembrandts bezittingen ten behoeve van zijn schuldeisers geïnventariseerd en werd tot verkoop van zijn inboedel en collectie overgegaan. Het huis kwam in 1658 ter veiling en bracht ruim elfduizend gulden op. Rembrandt verhuisde naar een klein huurhuis op de Rozengracht, waar hij tot zijn dood in 1669 zou blijven wonen.

 

 

1658-1911
Het voormalige huis van Rembrandt is in de jaren 1660/62 opgevijzeld en in tweeën gesplitst. Het zou tot het eind van de negentiende eeuw als woonhuis voor verschillende gezinnen dienst doen. In die tijd is het huis nog enkele malen verbouwd en de staat ervan verslechterde met de tijd. Het huis zou misschien gesloopt zijn als het niet zo’n beroemde bewoner had gehad. Naar aanleiding van de Rembrandt-tentoonstelling van 1906 werd actie ondernomen. De gemeente Amsterdam kocht het bouwvallige pand aan en droeg het niet lang daarna over aan de in 1907 opgerichte Stichting Rembrandthuis. Het bestuur van de stichting wilde Rembrandts voormalige huis zo veel mogelijk terugbrengen in de toestand zoals die rond het midden van de zeventiende eeuw was geweest. De beoogde reconstructie vond echter geen doorgang. Het bestuur koos voor een eigentijdse vorm zonder historische referenties. Het Rembrandthuis kreeg de bestemming van prentenkabinet. De ingrijpende restauratie vond plaats onder leiding van de architect K.P.C. de Bazel. De restauratie van het huis was in 1911 gereed, waarna koningin Wilhelmina het museum opende.

 

huis_schuin_vooraanzicht 010003012115
J.M.A. Rieke, Gezicht op het Rembrandthuis
in 1868, |1868| Potlood, pen met bruine inkt
en aquarel
Het interieur van het Rembrandthuis omstreeks 1911

 

1911-heden

In de beginjaren van het museum groeide de collectie etsen gestaag door schenkingen en aankopen. Op gezette tijden vonden tijdelijke tentoonstellingen plaats, maar aan de inrichting van het huis veranderde weinig. In de jaren negentig van de twintigste eeuw deden zich belangrijke ontwikkelingen voor. Het stichtingsbestuur slaagde erin het belendende perceel te verwerven, waar een uitbreiding van het museum werd gerealiseerd. De nieuwbouw en het interieur zijn ontworpen door Peter Sas. Het ontwerp van de voorgevel is van de hand van de architecten Moshe Zwarts en Rein Jansma. De nieuwe vleugel is op 7 mei 1998 geopend. In de nieuwe vleugel bevinden zich twee tentoonstellingszalen, het secretariaat, kantoren en de bibliotheek met het Rembrandt Informatie Centrum. Met de totstandkoming van de nieuwe vleugel kon het oude plan om Rembrandts voormalige huis zo veel mogelijk in oude staat terug te brengen gestalte krijgen. De reconstructie is niet zonder slag of stoot verlopen. Voor- en tegenstanders van de plannen voerden een principiële discussie over de ethiek van de restauratie van historische panden. Nadat de directie van het Rembrandthuis het groene licht kreeg, is men zorgvuldig te werk gegaan. Om de plannen voor restauratie zo goed mogelijk aan te pakken werd een restauratieteam samengesteld. Het stond onder leiding van de bouwhistoricus Henk Zantkuijl, deskundige op het terrein van het zeventiende-eeuwse woonhuis. Aan de basis van het plan lag de gedurende lange tijd opgedane historische kennis. Bovendien was er grondig bronnenonderzoek gedaan. Van belang zijn de inventarissen van het huis geweest: de inventaris uit 1626 van de eerste bewoner van het huis en in het bijzonder de inventaris die in 1656 is opgesteld naar aanleiding van Rembrandts faillissement. Op grond van laatstgenoemde bron valt op te maken hoe het huis in die jaren was ingedeeld en hoe Rembrandt de afzonderlijke vertrekken had gebruikt. Aanvullende gegevens boden enkele van Rembrandts tekeningen en etsen. De bouwtekeningen voor de restauratie zijn in overleg met Zantkuijl gemaakt door de architect Maarten Neerincx. Het werk is door de firma’s Kneppers en Midreth uitgevoerd. De restauratie is in 1999 voltooid.

 

Lees verder over het Rembrandthuis en de vondsten in de Beerput