Etsen

Naast een omvangrijk oeuvre van schilderijen en tekeningen vervaardigde Rembrandt van Rijn zo’n 290 prenten. Zijn meesterschap op dit vlak is onomstreden; algemeen geldt hij als een groot etskunstenaar, zo niet als de allergrootste. Rembrandt verwierf al tijdens zijn leven een Europese bekendheid, juist door zijn grafische werk, dat vanwege de reproduceerbaarheid een veel grotere verspreiding kende dan zijn schilderijen of tekeningen. Rembrandts ongedwongen lijnvoering, het unieke diepe zwart in veel van zijn etsen en zijn meesterlijk gebruik van de droge naaldtechniek waren toen al geliefd en zijn werk was veelgezocht door prentenverzamelaars in zijn tijd.

Etsen was voor Rembrandt geen bijzaak. Zijn prenten kunnen niet gezien worden als minderwaardige nevenproducten van zijn thans veel beroemdere schilderijen. Rembrandt heeft zich gedurende bijna heel zijn actieve leven serieus bezig gehouden met de prentkunst, tijdens de vroege periode als beginnend kunstenaar in zijn geboortestad Leiden, maar ook in zijn bloeitijd als succesvol meester in Amsterdam. Pas aan het eind van zijn leven gaf hij het etsen langzaam aan op.

Museum Het Rembrandthuis bezit een bijna complete verzameling van Rembrandts wereldberoemde etsen. De huidige collectie geeft een vrijwel compleet overzicht van zijn grafische werk. Van de ongeveer 290 etsen van zijn hand, zijn er 260 in het Rembrandthuis aanwezig. Het museum bezit daarnaast vier van Rembrandts originele etsplaten.

Landschappen

De Omval Rembrandt ets Rembrandthuis Amsterdam

Rembrandt, De Omval aan de Amstel, 1645. Ets en droge naald (staat II),   184 x 225 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis

 

 

 

Landschapsprenten waren in de 17de eeuw enorm populair. De uitbeelding van het Hollandse landschap bereikte in het werk van Rembrandt een absoluut hoogtepunt. In totaal vervaardigde Rembrandt 26 landschapsprenten. Zij dateren alle uit periode 1640-1653. Rembrandts landschappen ontstonden doorgaans in het atelier op basis van tekeningen die hij op zijn wandelingen rond Amsterdam had gemaakt. Waarschijnlijk heeft hij soms ter plekke direct in de koperplaat gewerkt. Het Bruggetje van Six en de Boomgroep met een wijd verschiet zijn hiervan voorbeelden. Door de snelle en spontane lijnvoering lijken deze prenten in de open lucht te zijn vervaardigd. De drie bomen is Rembrandts beroemdste landschapsets. De bomen stonden waarschijnlijk op de Diemerzeedijk. Het silhouet van Amsterdam is op de achtergrond zichtbaar In deze ets maakt Rembrandt gebruik van sterke contrasten tussen licht en donker. De donkere partijen zijn geaccentueerd met droge naald en burijn. Rembrandts vroege landschapsprenten zijn geheel geëtst. De voorgrond van deze etsen is steeds zorgvuldig uitgewerkt en tegen een licht aangeduide horizon geplaatst. In zijn latere landschappen combineert Rembrandt de etstechniek met droge naald en burijn. Ook voegt hij soms fantasie elementen aan het typisch Hollandse landschap toe, zoals bergen en uitheemse gebouwen.

 

Portretten

Rembrandt, Ephraim Bueno, 1647. Ets, droge naald en burijn (staat II), 241 x 177 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

Rembrandt, Ephraim Bueno, 1647. Ets, droge naald en burijn (staat II),   241 x 177 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

 

 

 

 

 

 

Tussen 1633 en 1664 etste Rembrandt zo’n twintig portretten. De meeste werden in opdracht vervaardigd. Ze waren in het algemeen bestemd voor gebruik in de privésfeer. In een enkel geval kennen wij de aanleiding voor de opdracht. Zo liet de predikant Jan Cornelis Sylvius zich ter gelegenheid van zijn vertrek uit Amsterdam door Rembrandt portretteren. De prenten waren bedoeld als herinnering voor zijn Amsterdamse vrienden. Bij zijn dood, zestien jaar later, werd de plaat opnieuw afgedrukt. Veel van de geportretteerden waren bekenden of zelfs vrienden van Rembrandt. Clement de Jonghe was een prenthandelaar. Hij bezat een groot aantal van Rembrandts etsplaten. De apotheker Abraham Francen was voogd van Rembrandts dochter Cornelia. Eén van Rembrandts meest bewonderde portretten is dat van zijn vriend Jan Six. Voor deze zorgvuldig uitgevoerde prent maakte Rembrandt drie voorstudies. Twee studies bevinden zich samen met de etsplaat nog steeds in het bezit van de familie Six. Rembrandts vroegste portretten zijn eenvoudig van opzet en technische uitvoering. Latere portretten vallen op door hun ingewikkelde compositie en ver doorgevoerde detaillering. Door de etstechniek te combineren met droge naald en burijn bereikte Rembrandt schilderachtige effecten.

 

Zelfportretten

Extra 4 oktober

 

Rembrandt, Zelfportret met krullend haar, ca. 1629. Ets (staat II), 56 x 49 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

 

 

 

 

Rembrandt maakte een uitzonderlijke reeks van 32 zelfportretten. Het grootste deel ontstond in de jaren 1628-1630. Rembrandt woonde toen nog in Leiden. Het formaat van deze prenten is klein. Ze vertonen meestal alleen de kop. Maar soms is ook een deel van het bovenlichaam te zien. Met deze vroege zelfportretten oefende Rembrandt zich in het weergeven van gelaatsuitdrukkingen. Hij trok allerlei gezichten voor de spiegel. Het resultaat legde hij vast op de etsplaat. Zo leerde hij stemmingen en emoties weer te geven. Ook bestudeerde hij in deze etsen de lichtval op zijn gezicht. De kennis die hiermee opdeed gebruikte hij voor de figuren in grotere composities. In 1631 vestigt Rembrandt zich in Amsterdam. Hij is dan al een beroemd kunstenaar Zijn succes wordt in zijn zelfportretten weerspiegeld In 1639 portretteert hij zichzelf als een edelman, die de beschouwer zelfbewust aankijkt. De pose is ontleend aan Titiaans beroemde portret van Ariosto. Voor andere zelfportretten doste hij zich uit in kostbare kostuums met exotische accessoires, waarvan hij er vele bezat. Na 1640 worden Rembrandts portretten soberder. Zijn laatste zelfportret dateert uit 1648. Hij is dan 42 jaar.

 

Tronies

Rembrandt schetsblad (week 49)

 

Rembrandt, Schetsblad met studies: zelfportret, twee bedelaars, koppen van een oude man en oude vrouw, etc., ca. 1632. Ets (staat II), 100 x 105 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

 

In het begin van zijn loopbaan vervaardigde Rembrandt meer dan dertig studies van mannen en vrouwen. Ze zijn niet bedoeld als portret, maar waren voor Rembrandt een manier om zich te oefenen in het weergeven van gelaatsuitdrukkingen. Deze koppen van opvallende typen worden ’tronies’ genoemd. De meeste tronies ontstonden tussen 1630 en 1640. Rembrandts ouders stonden vaak model. Met hun gerimpelde en doorleefde gezichten waren ze een dankbaar studie-object. Een bijzondere groep wordt gevormd door vier Oosterse koppen uit 1635. Zij zijn gebaseerd op prenten van Jan Lievens. Rembrandt heeft het werk van zijn rivaal willen verbeteren. Dat blijkt uit het opschrift op deze prent.

 

Naakten

1b Rembrandt Woman Mound RHM

 

Rembrandt, Naakte vrouw zittend op een verhoging, ca. 1631. Ets (staat III), 177 x 160 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

 

 

 

 

Aankomende kunstenaars begonnen hun opleiding met het kopiëren van tekeningen en etsen. Daarna oefenden zij zich in het natekenen van gipsmodellen. Pas later gingen ze tekenen naar het naaktmodel. Ook in Rembrandts atelier werd naar levend model getekend en geëtst. In totaal zijn veertien van dergelijke prenten van hem bekend. In de jaren 1640 etste Rembrandt een aantal mannelijke naakten. Zij zijn waarschijnlijk alle direct op de etsplaat getekend. De tekentrant is steeds los en open. De modellen zijn in typische studio-poses geplaatst. Eén van deze etsten vertoont een kind dat leert lopen in een rolwagen. Zo gaf Rembrandt aan dat het met tekenen net zo gaat als met lopen. Alleen door veel te oefenen mag men resultaat verwachten. Zijn serie vrouwelijke naakten onstond rond 1660. Anders dan bij zijn mannelijke naakten concentreerde Rembrandt zich nu geheel op het spel van licht en donker. De duidelijke contouren die hij eerder bij zijn figuren gebruikte, zijn verdwenen. Rembrandt gaf zijn modellen vaak zeer realistisch weer. Hiermee ging hij in tegen de heersende kunstopvattingen. Dat werd door veel tijdgenoten niet gewaardeerd. De onderwerpen van sommige naaktstudies zijn ontleend aan de klassieke mythologie. Toch zijn deze prenten vooral bedoeld als studies van het vrouwelijk naakt.

 

Bijbelse voorstellingen

Rembrandt, Christus geneest de zieken (De Honderdguldenprent) (Ca. 1643-49). Ets, droge naald en burijn, staat II (B 74)

 

Rembrandt, Christus geneest de zieken (‘De Honderdguldenprent’), ca. 1643-49. Ets, droge naald en burijn, staat II, Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

De Bijbel was Rembrandts belangrijkste inspiratiebron. Hij wijdde meer dan tachtig prenten aan bijbelse thema’s. Sommige bijbelse verhalen spraken hem zó aan dat hij ze vaker uitbeeldde. Bijvoorbeeld de gebeurtenissen uit het leven van Abraham, Tobias en Christus. Het Oude Testament is het eerste deel van de Bijbel. Het bevat verhalen over de schepping en de vroegste geschiedenis van het joodse volk. De levens van de aartsvaders Abraham, Jacob en Jozef hadden Rembrandts bijzondere belangstelling. Zijn keus viel vooral op momenten met veel spanning en drama. Het Offer van Abraham laat zien hoe de engel op het allerlaatste moment weet te voorkomen dat Isaac door zijn vader wordt geofferd. Het leven en lijden van Christus wordt beschreven in het Nieuwe Testament, het tweede deel van de Bijbel. Rembrandts belangrijkste prenten zijn hieraan ontleend. Rembrandt baseerde zich niet alleen op de tekst van de Bijbel. Hij maakte ook gebruik van prenten of schilderijen van beroemde voorgangers. Voor De Triomf van Mordechai baseerde Rembrandt zich op een schilderij van zijn leermeester Pieter Lastman. Aan dat schilderij ontleende hij de compositie, het gebouw op de achtergrond en de houding van de hoofdfiguren. Naast bijbelse verhalen koos Rembrandt ook heiligen als onderwerp voor zijn prenten. Hij had een bijzondere voorliefde voor Hieronymus. Aan deze geleerde kluizenaar wijdde hij niet minder dan zeven prenten.

 

Genre

Rattenvanger (week 47)

 

Rembrandt, De rattengifverkoper (‘De Rattenvanger’), 1632. Ets (staat III), 140 x 125 mm., Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis.

 

 

 

 

 

Voor meer dan vijftig van zijn etsen gebruikte Rembrandt taferelen uit het dagelijks leven. Ze weerspiegelen zijn levendige belangstelling voor het weergeven van straatfiguren, zoals zwervers, kwakzalvers en straatmuzikanten. Dit soort voorstellingen wordt traditioneel aangeduid met de term ‘genre’. Het lijkt om alledaagse onderwerpen te gaan, maar vaak hebben genre-voorstellingen een moraliserende lading. Bij Rembrandt lijkt zo’n boodschap meestal niet aanwezig. Vooral aan het begin van zijn loopbaan etste Rembrandt veel genre-voorstellingen. Het formaat van deze prenten is doorgaans bescheiden. Een voorstelling omvat vaak niet meer dan één figuur. In enkele gevallen werkte hij een straatscène gedetailleerd uit. De Rattengifverkoper is hiervan een voorbeeld. In de 17de eeuw was het één van Rembrandts populairste prenten. Anders dan tijdgenoten heeft Rembrandt de straatfiguren met grote menselijkheid weergegeven. Sommige voorstellingen spelen zich af in het duister van de nacht. Dergelijke nachtelijke scènes waren een specialiteit van de Nederlandse grafische kunstenaars. Ook Rembrandt blonk er in uit.

 

De omzwervingen van Rembrandts etsplaten

In de loop der eeuwen zijn de nu nog bewaard gebleven etsplaten van Rembrandt in vele handen geweest. Een groot aantal platen kwam eerst in het bezit van de Amsterdamse uitgever en prenthandelaar Clement de Jonghe (1624-1677). In zijn nalatenschap worden niet minder dan 74 etsplaten van Rembrandt vermeld.

Veel van deze etsplaten duiken in de 18de eeuw op in de inboedel van de Amsterdamse koopman en verzamelaar Pieter de Haan (1723-1766). Na diens overlijden worden de platen geveild. De meeste gaan naar de Parijse graveur en Rembrandt-kenner Claude-Henri Watelet (1718-1786).

Watelet gaat verschillende platen met een ets- of graveertechniek opwerken om er nieuwe afdrukken van te maken. Dat gebeurt nadien nog veel vaker. Daarbij wordt niet altijd een grote voorzichtigheid betracht. Vaak voegt men lijnen toe en soms wordt zelfs de voorstelling gewijzigd.

Na Watelet worden de platen bewerkt en herdrukt door de volgende eigenaar, de prenthandelaar en uitgever Pierre-François Basan (1723-1797). In de 19de eeuw zijn de platen in bezit van achtereenvolgens de Franse uitgever Auguste Jean en de graveur Auguste Bernard. Beiden geven nieuwe drukken uit.

In 1906 koopt de Parijse verzamelaar Alvin-Beaumont de platen van de zoon van Auguste Bernard. Alvin-Beaumont maakt in dit herdenkingsjaar van Rembrandts geboorte van elke plaat een klein aantal afdrukken en schenkt deze aan enkele hoogwaardigheids-bekleders en musea. Kort na 1916 worden de platen ingeïnkt en van een laklaag voorzien om verder afdrukken onmogelijk te maken.

Na tevergeefse onderhandelingen met het Rijksmuseum en het British Museum verkoopt Alvin-Beaumont de etsplaten in 1938 uiteindelijk aan de Amerikaanse verzamelaar Robert Lee Humber. Deze geeft ze in bruikleen aan het Raleigh Art Museum in North Carolina.

In 1993 brengen de erfgenamen van de inmiddels overleden Lee Humber de etsplaten in de kunsthandel. Het tot dan toe bijeengeleven bezit valt uiteen en komt in handen van musea, handelaren en particulieren over de hele wereld.

Uit deze erfenis hebben Het Rembrandthuis, het Rijksmuseum en het Amsterdams Historisch Museum enkele fraaie exemplaren verworven. Daarmee is een deel van Rembrandts etsplaten na ruim 200 jaar uiteindelijk weer terug in Nederland. De aankoop is tot stand gekomen dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt, het Ministerie van WVC, het VSB-Fonds en de Vereniging van Vrienden van Het Rembrandthuis.