Gerestaureerd
Gerestaureerd!
Dit schilderij is onlangs gerestaureerd, waardoor het nu weer in volle glorie te zien is. Dat is goed nieuws, want het is een belangrijk kunstwerk voor Museum Het Rembrandthuis omdat
- het is geschilderd door een van de succesvolste leerlingen van Rembrandt, Ferdinand Bol;
- het uit de buurt van het Rembrandthuis komt, waar het hing in het Leprozenhuis aan het einde van de Jodenbreestraat.
- het een artistiek meesterwerk is met een link naar Rembrandts leermeester Pieter Lastman.
Hieronder lees je meer over dit bijzondere schilderij en de restauratie ervan. De restauratie werd mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van de Vereniging Rembrandt (en haar BankGiro Loterij Restauratiefonds) en de BROERE CHARITABLE FOUNDATION
Schilder van de elite
Ferdinand Bol (Dordrecht 1616-1680 Amsterdam) was een van de succesvolste leerlingen van Rembrandt. Na zijn leertijd bij Rembrandt (tussen 1636 en 1640) maakte hij furore als schilder van zowel portretten als van Bijbelse en mythologische verhalen. Eerst leek zijn werk sterk op dat van Rembrandt. Maar vanaf circa 1650 schilderde hij in een gladdere, meer geïdealiseerde stijl. Daarmee had hij groot succes bij de Amsterdamse elite, waar hij zelf ook toe ging behoren. Na zijn tweede huwelijk met een vermogende vrouw, woonde hij op Keizersgracht 672, nu Museum Van Loon.
Lepraziekenhuis
Bol maakte dit grote schilderij in opdracht van het Amsterdamse Leprozenhuis. Het hing daar in de kamer van de regenten, de bestuurders van deze liefdadigheidsinstelling. Het Leprozenhuis stond aan het einde van de Jodenbreestraat (waar nu het Mr. Daniël Visserplein is). Oorspronkelijk lag het buiten de stad, omdat er mensen werden opgevangen met lepra, een zeer besmettelijke ziekte. Met de uitbreiding van de stad was het in de 17de eeuw net binnen de stadsgrenzen komen te liggen. Omdat lepra toen beter onder controle was, werden er inmiddels ook andere behoeftigen opgevangen.
Voorbeeldige voorstelling
Het schilderij geeft een verhaal uit de Bijbel weer dat heel toepasselijk gaat over lepra, oftewel melaatsheid. Rechts van het midden staan Naäman en Elisa. Naäman was een krijgsheld uit Syrië, die heel succesvol op het slagveld was maar leed aan melaatsheid. Op aanraden van een Joodse dienstbode reisde hij af naar Israël, naar de profeet Elisa. Deze droeg hem op zich zevenmaal onder in de rivier de Jordaan onder te dompelen. En inderdaad, hij genas. Om Elisa te bedanken keerde Naäman terug met veel geschenken. Dat moment is hier weergegeven. Naäman wil Elisa belonen voor zijn hulp maar Elisa weigert en zegt: ‘Zowaar de Heer leeft, in wiens dienst ik sta, ik neem niets aan’. De boodschap is duidelijk: net als Elisa doen de regenten van het Leprozenhuis hun werk uit liefdadigheid. Niet om er rijk van te worden.
Extra waarschuwing
De voorstelling bevat nog een extra waarschuwing, voor wie toch dreigt te zwichten voor de verleidingen van het geld. Rechts in de deuropening is Elisa’s knecht Gehazi te zien. Hij luistert naar het gesprek tussen Naäman en Elisa. Na vertrek van Naäman reist hij het Syrische gezelschap achterna om voor zichzelf enkele geschenken te bemachtigen. Bij terugkeer doorziet Elisa Gehazi’s daad en straft hem, met melaatsheid.
Pieter Lastman, De kruisiging van Christus op Golgotha, 1616. Olieverf op doek (overgebracht van paneel), 90 x 137 cm. Amsterdam, Museum Het Rembrandthuis
Inspiratie van de leermeester van de leermeester
Bol heeft voor dit schilderij inspiratie opgedaan bij Rembrandts leermeester Pieter Lastman (1583-1633). Dat zie je vooral links op het schilderij. Bol stapelde daar de mensen boven elkaar, waarmee hij suggereerde dat er een grote groep staat. Dat is een truc die Lastman vaak toepaste, zoals te zien is op verschillende van zijn schilderijen in het Voorhuys van het Rembrandthuis. Ook de kameel en parasol zien we vaak bij Lastman terug. Lastman was al bijna dertig jaar dood toen Bol dit schilderij maakte, maar blijkbaar was zijn werk nog lang niet vergeten.
Andere artistieke voorbeelden
Bol heeft voor dit schilderij ook andere voorbeelden gebruikt. De gehurkte man die in het midden op de voorgrond een vaas neerzet ontleende hij aan een prent naar een schilderij van Peter Paul Rubens. En voor de figuur van de ezel keek Bol naar een ets van Karel Dujardin.
Noodzaak tot restauratie
In de eerste helft van 2021 is het schilderij door restauratoren Herman van Putten en Mireille Engel gerestaureerd. Het werk had in 1945 voor het laatst een uitvoerige behandeling ondergaan. Inmiddels vertoonde het doek op een aantal plekken scheurtjes waarlangs de verf opkrulde. Ook op andere plaatsen vormde de verflaag opstaande schollen. Om te voorkomen dat de verf daar zou loslaten, moest ze worden platgelegd en vastgezet. Daarnaast waren de vernislaag vervuild en oude overschilderingen verkleurd. Deze moesten nodig verwijderd en vervangen worden. Met de afname van de vuile vernis en de oude overschilderingen heeft het schilderij zijn kleurenpracht weer terug en zijn details veel beter zichtbaar. Opvallend is ook de luchtpartij die met de roze- en oranjetonen de voorstelling een warme gloed geeft.
Zichtbare veranderingen
Ook allerlei veranderingen die Bol tijdens het schilderen had aangebracht (pentimenti) werden zichtbaar toen het schilderij van de vuile vernis en oude overschilderingen was ontdaan. Op sommige plekken was de bovenste verflaag in de loop der tijd dun en transparant geworden, waardoor onderliggende verflagen zichtbaar bleken te zijn geworden. De meest opvallende van deze pentimenti zijn de verkleining van de hond tussen de twee hoofdpersonen in, de verplaatsing van de handen van Elisa, de inkorting van de cape van Naäman en de verplaatsing van het gezicht van een figuur in de groep links. De restauratoren hebben deze sporen gefotografeerd en gedocumenteerd, en daarna terughoudend weggeschilderd (geretoucheerd).
|
|
Op zijn plek in het Rembrandthuis
Het gerestaureerde schilderij is te bezichtigen in de Sael van het Rembrandthuis. Een prachtige plek, waar de verschillende verhalen over het schilderij bijna vanzelf tot leven komen. Van het Leprozenhuis, dat in 1860 werd afgebroken, is vlakbij nog een onderdeel te zien. Het Lazaruspoortje dat toegang gaf tot het tehuis, is in 1976 herplaatst en staat sindsdien schuin tegenover het Rembrandthuis, op de Sint Antoniessluis. Wanneer je het museum verlaat in de richting van de Nieuwmarkt, kun je er langslopen.